
Hij stond voor me. Met pretlichtjes in zijn ogen.
‘Geluk is het resultaat van hart-werk’ zei hij tegen me.
Het was lang geleden dat ik zo’n lichtheid in zijn zijn waarnam. Hij is verliefd, wist hij me toe te fluisteren. Het werkte aanstekelijk. De liefdesstralen, het ietwat onhandige gefriemel en voetengeschuifel kwamen bij me binnen. Tot hij helemaal overtuigd terug naar haar toe liep.
Ik vergat heel even mijn keukenfrustraties. De zoektocht in mijn systemen, die nog niet optimaal functioneren.
Ik nam de geroosterde koolrabi uit de oven en zette het bij de rest van het buffet.
Een volgende blij gezicht keek me aan. Ze stopte me een zak toe. Ik wist niet goed wat het was.
Ik kreeg het verhaal van haar man die in de jaren 80 MS had en op aanraden van zijn arts elke dag zeewier moest eten. Dus hadden ze maar een voorraadje ingeslagen. Een vat maar liefst. En nu zat ze ermee. Haar man overleed en zij kon geen hiziki meer ruiken of zien. En ik kreeg een zakje wit gekristalliseerde sliertjes. ‘Van voor Fukushima!’
Ik kuiste mijn werkvlak af. En net voor ik terug in gedachten kon verzinken, stelde hij een vraag.
‘En, Tine, waar geniet jij zoal van?’
De vraag verraste me. Ik kon wel honderden dingen opnoemen.
Ik dacht aan al die verhalen die ik al gehoord had.
Ik ademde eens diep in.
‘Van ruwe parels en geslepen stenen.
Stuk voor stuk pure schitteringen.
Van dit moment.
Van jij
en
ik.’