
Met deugenietenoogjes stond ze te vertellen. Honderduit. Al wat haar raakte en blij maakte.
Het hield geen steek, maar dat deed er ook niet toe. Na een koude en donkere winter, waren die pretlichtjes terug.
Ik had er deugd van, haar zo bezig te zien. Ik keek rondom me en iedereen leek, samen met mij, plezier te hebben… De dingen hangen soms gewoon in het collectieve veld. En iedereen met een beetje voelsprieten, in tune, kan inpluggen in dat veld. Dan ontdek je collectieve weemoed en melancholie, pijn waarvan je nooit eerder zag dat je die deelde met vele mensen. Maar ook humor, synchroniciteit, plezier, een collectieve krachtplek.
Nooit eerder voelde ik dat zo sterk als vandaag. Ik weet niet wat die man naast me dacht of voelde. Maar hij straalde iets fijns uit. En ik weet niet, wat zij met die pretlichtjes, bezielde. Maar ze surfte mee op diezelfde golf.
Tot iedereen naar mij keek. De ene afwachtend. En die jonge vrouw met die sprekende ogen en talrijke handgebaren, keek vooral vragend.
Een blos steeg naar mijn wangen want ik had overduidelijk iets gemist.
En toen raapte ik al mijn moed bij elkaar en ik deelde gewoon wat me bezighield.
‘Ik heb vandaag kennisgemaakt met iets wat ik het collectief wil noemen. Iets dat ons allen daarnet verbond, zonder dat er woorden aan gegeven werden. Een speciaal veld, waar wij ervaringen en gevoelens deelden.’ Ik keek heel even onzeker rond maar voegde nog iets toe. ‘Ik heb dit nog nooit eerder zo ervaren en ik weet dat het een beetje gek klinkt. Maar ik denk dat er andere lagen en dimensies zijn, in ons zijn, waarbij al die vlakken elkaar raken. En elke dimensie is gevoelig voor de trillingen van die ander. En dat zorgt er soms voor dat wij dingen voelen, die we niet kennen en geen plek kunnen geven. En dan worden we ineens verdrietig. Niet goed wetende waarom. Maar dat kan een trilling zijn uit een hoger of ander veld. Iets dat opgelost wil worden, hier op aarde of in ons. Vaak zoeken we dan naar een uitleg, iets dat dat gevoel kan verklaren. Bijvoorbeeld het missen van een geliefde. En het gaat verder dan dat, over generaties. Denk maar aan oorlogen, bijvoorbeeld, of een crisis. Dat slaan we op in het collectief geheugen.’
Hij die daarnet naast mij fijn zat te stralen voelde ineens koud aan. ‘Zit jij aan de drugs of zo?’
Ik kreeg het ook frisjes.
Ik voelde een sterke drang om te gaan lopen. Maar nu ik toch al mijn nek heb uitgestoken, kan ik evengoed net nog een stapje verder in de wind gaan staan.
‘Zullen we de proef op de som nemen?’
Hij keek me ongelovig aan.
‘Laat ons samen dat veld oproepen. Ik denk dat het makkelijkste gaat als we een kring vormen.’
Ik schat dat we met zo’n stuk of 24 waren.
Iedereen stemde in. De ene al veel overtuigder dan de andere.
Ik sprak mooie, lichte woorden uit. Over een kersenboom, met beginnende knopjes. Als een vat vol verassingen. Waarbij er elke dag meer en meer knopjes opengingen en bloeiden. Mooie, spierwitte bloesems. En ik sprak over ons, als mensen. Elk met zijn kwaliteiten. Als een boompje, met kleine knopjes. En elk knopje had slechts een zonnestraal, wat druppels water en een beetje voeding nodig, om te transformeren tot een van de prachtigste bloesems.
We stonden daar, een minuut of tien. En ik zag hoe we baadden in het licht. Echte lichtwezens.
Toen veranderde ik mijn toon. Ik sprak snel en kwaad. Over onrecht, over tekort. Over moeilijkheden en pijn. Over een dor boompje, waar niets goed aan was, zonder reden tot bestaan…
Toen werd ik stil. Het was veel donkerder geworden. Ik kreeg kippenvel en opende mijn ogen. Een oudere vrouw, met zilvergrijs haar en rimpeltjes van een goed leven, huilde.
Zo stil was het die dag nog niet geweest.
‘Snap je nu wat ik bedoel?’ Ik richtte me een tikkeltje ostentatief naar die fijne man naast me. Hij sloeg zijn ogen neer en schraapte zijn keel. Hij keek me breekbaar aan.
‘Ik heb hier nog nooit eerder bij stil gestaan.’ Zei hij verontschuldigend. ‘Alsof het de lading kreeg die jij het gaf. Als ik iets een lading geef, dan wordt het ook gewoon dat. Of als een ander een lading doorgeeft, zelfs in zijn subtielste vormen, dan reikt dat ook zoveel verder. Dieper…’
Hij mompelde nog wat in zichzelf en er kwam terug wat beweging in de groep. Iedereen begon door elkaar te praten. De ene stil, de ander opgelaten.
Die man naast mij kneep in mijn schouder en keek me strak in de ogen.
‘Niets… is wat het lijkt’.